Dierenbescherming en Rabobank over FNRS-kwaliteitsbeleid
Met de komst van het vernieuwde kwaliteitsbeleid is het de bedoeling dat iedere ondernemer duidelijk kan uitleggen wat zijn of haar kernwaarden zijn. Maar wat vinden externe partijen hier nu eigenlijk van? Wij vroegen het aan de René Veldman van de Rabobank en Piko Fieggen van de Dierenbescherming.
Bij de Rabobank ligt de focus natuurlijk op de ondernemer, de onderneming en de cijfers, maar ook de duurzaamheid van het bedrijf is een belangrijk begrip bij de beoordeling voor een financiering. Daarvoor maken ze bij de Rabobank deels gebruik van het FNRS-kwaliteitsbeleid. “Het klinkt misschien gek voor een bank, maar ook het welzijn van de paarden is voor ons heel belangrijk”, vertelt René Veldman.
“Zaken als vrije beweging, orde, netheid, huisvesting, omgang met energie, maar ook bodembeheer en biodiversiteit horen voor ons allemaal bij duurzaamheid. Hoe duurzamer een bedrijf acteert, hoe toekomstbestendiger het vaak is. Om dat te kunnen meten hebben we een analysetool waarin je punten kunt scoren. Label A is het meest duurzaam en bij D voldoe je niet meer aan het wettelijk kader. De thema’s in die duurzaamheidstool komen terug in het kwaliteitsbeleid van de FNRS. Jaarlijks nemen we onze tool onder de loep en daarbij pakken we het beleid van de FNRS er ook weer even bij om te kijken of daar nog wijzigingen in zijn.”
Blijven ontwikkelen
Om in aanmerking te komen voor een financiering bij de Rabobank kan je punten scoren met keurmerken. René geeft aan dat je vanaf drie FNRS-sterren hier punten voor kunt halen. “Als een klant een investering aanvraagt om fors te ontwikkelen dan eisen wij dat ze hierna een A of een B scoren. Bedrijven die het hoogste label halen krijgen bij ons 0,2% rentekorting om verduurzaming te stimuleren. Een bedrijf moet zich blijven ontwikkelen.” Ontwikkeling is voor de Dierenbescherming ook enorm belangrijk. “Als je het vergelijkt met tien jaar geleden dan zijn er veel goede stappen gezet en staat paardenwelzijn nu echt centraal, ook in het beleid van de FNRS.”
Minimale niveau
Piko vertelt verder dat de FNRS met haar beleid leiderschap neemt op het gebied van dierenwelzijn. “Sectorbreed wordt dit al wel langer door andere partijen geprobeerd, maar wil dat tot nu toe niet lukken. Dat de FNRS verantwoordelijkheid neemt om dit nu voor hun eigen leden op te zetten is positief, maar het is denk ik niet voldoende om paarden het effect te laten merken. Het is geen makkelijke stap om het minimale niveau van paardenwelzijn te behalen en dat verandert ook voortdurend. Daarom moet je ervoor zorgen dat ondernemers worden geholpen om betere keuzes te maken in het dierenwelzijn, want voor de meeste bedrijven is het geen vetpot. Ook moet je afvragen of er op elke locatie in Nederland wel een manege kan staan. Hoeveel buitenruimte heb je daar minimaal voor nodig? We hebben als sector in de Gids voor Goede Praktijken een minimale eis van 4 uur vrije beweging per dag vastgesteld. Dat is het minimale. Waarom zou je dat in je beleid gaan terugschalen? Als in de praktijk blijkt dat maneges dat niet kunnen bieden, hebben ze dan nog wel bestaansrecht als ze geen stappen kunnen zetten? Om deze pijnpunten aan te kunnen wijzen moet je eerst de stand van zaken inventariseren en daarvoor is de kwaliteitskeuring van de FNRS een goede tool. Dit geeft informatie waarop je verder kunt sturen. Wij zijn ook heel nieuwsgierig wat hieruit komt en wat we gezamenlijk als partijen in de sector kunnen doen om ondernemers te helpen om een stap verder te komen.”