Annelies Schuil: “Sommige ideeën kwamen te vroeg”
Ze was een begrip in de wereld van het paard. Wie kende haar niet? Van 1981 tot 1999 was ze in dienst van de FNRS. Een struise vrouw die van aanpakken hield, goedlachs, veelzijdig, creatief, met een groot hart voor het paard en de wereld van de maneges waar ze had leren paardrijden. Met haar directheid kon niet iedereen overweg en haar eerlijkheid was er de oorzaak van, dat haar leven een andere wending nam. De liefde voor het paard bleef.
Oktober 2019. Plaats van handeling: ‘De Ruif’ op het Nationaal Hippisch Centrum te Ermelo. “Ik ben daar al een paar jaar niet meer geweest en wil daar graag eens rondkijken”, meldde ze tevoren. Ze is inmiddels 72, wordt geplaagd door een variant van de Ziekte van Parkinson die spierstijfheid veroorzaakt, maar het verhindert haar niet naar Ermelo te komen. Als ik arriveer heeft Annelies in haar auto al het nationale paardencentrum verkend (“Wat een prachtig centrum is het geworden!”) en een kop koffie gedronken in het kantoor van de FNRS. Het is een genoegen haar te ontmoeten. Ze heeft precies op een rij wat ze wil vertellen en af en toe spreekt ze met een zekere gedecideerdheid waarin ik de ‘vroegere’ Annelies herken.
Kladje
Het begon allemaal bij Manege Den Toom in Doorn. Daar leerde Annelies, als personal assistent met een marketing-achtergrond werkzaam, paardrijden. De familie Den Toom was nauw betrokken bij de FNRS. Annelies: “Ik was geen goede amazone, had geen ambitie om aan wedstrijden deel te nemen, maar ik genoot van buitenritten en vond het heel leuk om mee te doen aan het carrousel rijden. Toen ik 21 jaar was werden mijn beide dijbenen als gevolg van een auto-ongeluk verbrijzeld. Negen maanden later was het weer ‘hoppa’, maar ik durfde op het paard geen risico’s meer te nemen. Bij Den Toom wisten ze, dat ik aardig met de pen overweg kon. Binnen het FNRS-bestuur wilde niemand notuleren en op een gegeven moment kreeg ik van Theo den Toom een kladje met aantekeningen met het verzoek er notulen van te maken. Dat ging me kennelijk goed af want ik kwam in beeld bij het FNRS-bestuur, dat toen bestond uit ir. Peter van der Schans, voorzitter, Joop de Jong, Dick Groenewoud, Piet Jansen, Ulke van Meeteren, Theo den Toom en Hendrik Meijer. Nora Tack, ‘moeder van de FNRS’ en medeoprichter van het hippische centrum in Deurne, was adviseur; ik had bewondering voor haar vanwege haar enorme kennis. Piet Ensing was als consulent in Deurne werkzaam en woonde vanuit die functie de vergaderingen van het FNRS-bestuur bij.
Toen Margriet Boswijk bij de FNRS vertrok ontstond de vacature van algemeen secretaris en ik rolde zo maar die baan in. Ik had, voor ik definitief ja zei, een gesprek met Jacques van Leeuwen, de directeur van de Nederlandse Hippische Sportbond (NHS), want deze baan voor halve dagen werd voor de helft betaald door de FNRS en voor de andere helft door de NHS, die dat bedrag gesubsidieerd kreeg. Dat gesprek verliep prima. Ik heb veel en prettig met Jacques samen gewerkt en tot op de dag van vandaag hebben we nog af en toe contact. Omdat er op het kantoor van de NHS aan de Jozef Israëlslaan in Den Haag te weinig ruimte was heb ik de eerste tijd vanuit mijn huis in Doorn gewerkt. Toen de NHS in 1983 verhuisde naar de Amsterdamsestraatweg in Baarn, kwam er ook voor het secretariaat van de FNRS de mogelijkheid zich daar te vestigen. Inmiddels was er steeds meer werk te doen en ging ik meer uren maken”.
Op orde
“Wat trof ik aan. Om te beginnen een niet actuele ledenlijst, die op orde moest worden gebracht. Het opschonen vroeg tijd. Ik werkte samen met Arne Bak, die consulent bedrijven was. Hij controleerde de bedrijven en sprak met de leden. Er waren manegehouders, die eerst eens wilde nadenken over hun lidmaatschap. Langzaam maar zeker kregen we in beeld hoe de FNRS er écht uitzag. Ook financieel liep het niet lekker. Er waren veel achterstallige betalingen. Samen het Charles van Dalen, de boekhouder van de NHS, hebben we de boekhouding gestroomlijnd. Ook met Charles heb ik goed overweg gekund. Helaas is hij veel te vroeg aan de gevolgen van kanker overleden. Toen we op het bureau de zaken op orde hadden, zijn we gaan nadenken over het doorontwikkelen van de FNRS. Samen met Arne, die goede ideeën had, hebben we een lijst van producten en diensten opgesteld waarvan wij de overtuiging hadden, dat die voordeel betekenden voor onze leden en die de binding met de leden zouden versterken. We wilden bijvoorbeeld kortingen bedingen bij toeleveranciers, hebben een Arbo-inventarisatie gemaakt en maakten het mogelijk, dat de leden een rechtsbijstandverzekering konden afsluiten bij Interpolis. We hebben het carrousel rijden binnen de VCN nieuwe impulsen gegeven waardoor de status ervan positief werd beïnvloed. Er kwam een nationaal kampioenschap voor deze discipline en de NHS reageerde positief op ons schriftelijke verzoek om dit kampioenschap exclusief toe te kennen aan de VCN. Op het eerste kampioenschap in 1983 hing NHS-voorzitter Jos Stehouwer de linten om. Dat oogstte brede waardering en daarna is het carrousel rijden enorm gegroeid. Nu we het toch over de VCN hebben: Chiel Bossché, Gerard van Delden en Frans Robbers waren de grondleggers van de VCN en de animators van vele activiteiten zoals het vijftigjarig bestaan en de damescarrouselwedstrijden. Zij leven niet meer maar verdienen het met ere te worden genoemd. Het carrousel rijden en de manegewedstrijden waren ook bronnen van ruzies met de toenmalige basiswedstrijdsportorganisaties, die wedstrijden in maneges ‘wilde wedstrijden’ vonden. Leden van de KNF en de NBVR mochten niet starten op straffe van schorsing. Veel maneges hadden toen een vereniging, die was aangesloten bij de NBVR. De NKB en de NPC lieten deelname oogluikend toe. De KNF en de NBVR hadden streng gehanteerde prijzenschalen. Bij de FNRS werden wedstrijden gehouden met als prijzen een auto -dat was meestal een opgeknapt tweedehandsje- of een kleurentelevisie. Nou, daar wilde men wel voor rijden. Het stelde allemaal niet zo veel voor. Men reed vooral voor de lol. Er is heel wat over deze ‘problematiek’ vergaderd. Tot aan de fusie in 2002 toen de KNHS ontstond, heeft de FNRS zich ook ingezet voor de recreatieve paardensportbeoefening. De FNRS was onderdeel van de NHS-afdeling Recreatie. Het besluit de FNRS op te delen in regio’s heeft complicerend gewerkt bij de groei van het ledental van deze afdeling. De menners hadden de NBVAP, de Nederlandse Bond voor het Aangespannen Paard. De Stichting Recreatie Ruiter (SRR) had pleitbezorgers in mensen als Laas Galema, Hans van der Kolk en Nora Tack. En dan had je ook nog de Nederlandse Ruiter Sport Vereniging (NRSV) waar Eef Schreurs de kar trok. Het was een bont gezelschap, maar we kregen toch het ruiter- en koetsiersbewijs van de grond en brachten het boek ‘Paardrijden met het Ruiterbewijs’ uit, een gezamenlijk product van Nora Tack en Hans van der Kolk”.
Goedgekeurd of erkend
“Er is in die tijd ook het nodige te doen geweest over de begrippen ‘goedgekeurde maneges’ en ‘erkende rijscholen’. Het enige verschil was, dat de erkende rijschool een goedgekeurde manege was onder leiding van een gediplomeerde instructeur. Het riep binnen de FNRS weerstanden op en het werkte niet. In die tijd had de ANWB al een sterrensysteem waarmee de kwaliteit van hotels en campings werd aangegeven. Zo’n systeem leek me een goed alternatief en we hebben ons toen door de ANWB laten uitleggen hoe dat werkte. Dat bleek een goede aanzet en het leidde tot de vraag: hoe vertalen we dat sterrensysteem naar manegebedrijven? Een commissie, bestaande uit ‘juffrouw’ Tack -ja, zo liet ze zich noemen-, Arne Bak, Toos Brinksma, Harro Goudsmit, Bart van Zelst en ikzelf, ging aan het werk om te komen tot een keuringsformulier waarop een puntenscore kon worden ingevuld. Het aantal behaalde punten werd vervolgens herleid tot een aantal te behalen sterren: 1, 2 of 3 of geen ster. Elke manege zou dan een FNRS-gevelbord met daarop het aantal sterren krijgen. Deze aanpak leidde tot een schokeffect binnen de achterban. Een Commissie van Onderzoek had een jaar nodig om alle maneges in kaart te brengen. Het voorlopige eindresultaat bracht ook al weer een schok teweeg: niet één manege kreeg drie sterren! Wat was er aan de hand? Waren zelfs onze beste bedrijven niet goed genoeg? Of waren de eisen te streng? Na de nodige discussies en enkele aanpassingen werden tijdens de Week van het Paard in oktober 1986 de eerste drie sterren-borden uitgereikt aan een vijftal maneges. Arne en ik hadden het zo gepland, dat alle maneges op hetzelfde moment hun bord zouden krijgen. We hebben toen alle borden ingepakt en per bode verzonden. Een geweldige klus waaraan ik goede herinneringen bewaar. Toen het sterrensysteem een paar jaar in gebruik was bleek het niet volledig te voldoen: meer differentiatie was nodig. En zo boog de Commissie van Onderzoek zich over uitbreiding van de eisen waaraan de FNRS-leden moesten voldoen in relatie tot een hoger aantal sterren, te weten vier en vijf. Het betekende zeker niet dat de driesterren bedrijven automatisch werden opgeschaald; ze werden wel als eerste onderzocht aan de hand van de nieuwe eisen. Dit resulteerde in 1993 in een feestelijke uitreiking van het eerste ‘vier sterren bord’ bij manege Prinsenstad in Delft van de familie Duyndam en het ‘vijf sterren bord’ aan manege Chardon in Den Hoorn. Later werden deze beide categorieën aangevuld met meer maneges”.
Uitreiking Manege Chardon
Uitreiking De Prinsenstad
Unicum
“De FNRS hechtte veel waarde aan opleidingen, zoals ook al bleek uit de kwalificatie ‘erkende rijschool’. Naast de bekende opleidingen van de Opleidingen Ruiterunie Nederland (ORUN) in Wanroij en Ermelo bleek het Nederlands Hippisch Centrum (NHC) in Deurne een unicum. Hier werden beroepsmatige opleidingen gegeven, zoals instructeur-bedrijfsleider (I 1, I 2 en I 3), stalmeester en hoefsmid. Hiermee voorzag ‘Deurne’ in een grote behoefte aan jonge manegehouders en andere vakmensen. Het is jammer, dat Deurne niet meer bestaat. Het heeft de sport veel goeds gebracht. Nadeel was natuurlijk wel de decentrale ligging. Toen ik, inmiddels buitenstaander geworden, zag dat de leiding ging bestaan uit mensen, die niet uit de paardenwereld kwamen, vreesde ik het ergste. Helaas kreeg ik gelijk. Door de nieuwe ontwikkelingen in onderwijsland kwam er een einde aan een opleidingscentrum, dat een goede naam had en een begrip in de paardenwereld in binnen- en buitenland was.
Naast een afdoende schoolopleiding dienden toekomstige Deurne-cursisten het diploma ‘Paardenverzorging’ van de FNRS mee te brengen. Dit diploma gaf aan dat de cursisten beschikten over voldoende basiskennis van, het woord zegt het al, de verzorging van paarden en een stukje accommodatie. Het meebrengen naar de cursus van een geschikt eigen paard was wenselijk maar geen dwingende eis, een goed ingereden manegepaard was zeker acceptabel. FNRS-leden die regelmatig cursisten naar Deurne konden sturen hadden hiervoor vaak een of twee aparte paarden. Door fusies en verlies van subsidie werden de opleidingen aan het NHC beëindigd en verhuisde het lesprogramma naar het Centrum in Ermelo. Gemiddeld zes tot zeven keer per jaar werd op een centraal punt in het land het examen Paardenverzorging afgenomen. Kandidaten konden zich aanmelden door middel van een inschrijfformulier met handtekening van de begeleidend instructeur. Bij voldoende interesse werd snel een examen uitgeschreven door het FNRS-secretariaat en kregen de examinatoren een uitnodiging om op een donderdag op die en die datum aanwezig te zijn. Met lange cijferlijsten en een aantal examenonderdelen waren deze dagen leerzaam en gezellig. Er was en vaste poule van examinatoren, die ieder ook hun eigen onderdeel beoordeelden. Denk aan toiletteren, reisklaar maken, kennis van harnachementen, exterieurkennis, bandageren, longeren en monsteren en nog wel meer. Aan het eind van een examendag staken de examinatoren de hoofden bij elkaar en werd besloten wie wel en wie niet was geslaagd. Meestal ging het goed en waren er veel blije gezichten bij de deelnemers. Wie onverhoopt zakte deed bij het volgende examen weer mee, dan waren de zenuwen over en slaagde men alsnog! Examen doen was natuurlijk een bloedserieuze aangelegenheid, maar er viel ook te lachen, bijvoorbeeld toen examinator Wim van Zalingen zonder blikken en blozen een staartkoker aan een examenklant voorhield en vroeg aan welk been dit voorwerp bevestigd moest worden…”.
Communicatie
“Nog steeds is communicatie met de achterban een essentieel onderdeel van de FNRS. Zo ontstond het voorstel een Vakdag te organiseren, met als onderdelen een congresachtige bijeenkomst en een markt. De eerste vond in 1993 plaats bij manege ‘De Roosberg’ in Bavel, de tweede bij de Zilfia’s Hoeve in Houten. Deze Vakdagen zijn de voorloper geweest van het huidige Ondernemerscongres. Het is een formule, die nog steeds werkt. We hadden ook het FNRS Vakblad, dat viermaal per jaar verscheen en dat kon bestaan op basis van de betaalde advertenties. Ik schreef het in ‘mijn uppie’ vol. Dat was niet erg. Ik hield van schrijven. Dat kwam ook goed van pas bij reclameactiviteiten en publicaties in ‘De Hoefslag’, in de ‘Donald Duck’ en in de ‘Libelle’. Ook heb ik de hele handleiding voor de ‘Week van het Paard’ geschreven en alle sponsors aangezocht. Vanaf 1983 hebben we een aantal jaren deelgenomen aan de Vakantiebeurs in de Jaarbeurs in Utrecht. In samenwerking met Agterberg en Brinco presenteerden we een ruime manegeaccommodatie met levende have waar mensen paard en pony konden rijden. Zo maakten we reclame voor de manegebedrijven en hun vakantiekampen. De beursmanager vond het geweldig en werkte graag mee.
Uit een samenwerkingsverband van BCM/Zuidgroep en FNRS ontstond de FNRS Serviceclub. We hadden er een positief belang bij om te weten hoeveel mensen bij de maneges reden. Daarvoor was een registratie van de ruiters nodig. Het was best wel een ambitieus plan. Ik werd aangesteld als serviceclubmanager. We kregen onder de naam ‘Cap’ een bijlage in het blad ‘De Hoefslag’, maar het project werd geen succes, vooral omdat de leden hun jeugdige klanten niet met hoofdsponsor Holland Casino’s wilde confronteren. En het merendeel van de manegebedrijven had geen interesse. Men wilde zich kennelijk niet in de boeken laten kijken. Nu is de FNRS wel de dienstverlenende organisatie, die we toen al voor ogen hadden. Sommige ideeën kwamen te vroeg. De tijd was er kennelijk niet rijp voor. Wat ook niet onvermeld mag blijven: we hadden hele goede contacten met de draf- en rensport door toedoen van Chiel Bossché, directeur van Manege Hillegersberg. Chiel was een liefhebber van de rensport, maar ook de drafsport had zijn belangstelling. We hebben toen voor elkaar gekregen, dat jaarlijks de draverij om de Grote Prijs van de Manege-instructeurs werd verreden. Een geweldige happening waaraan door twaalf instructeurs werd deelgenomen, die daarvoor enorm moesten trainen want een draver vanaf een sulky op hoge snelheid rijden was wel even andere koek. Als deze koers werd verreden was het op Duindigt hartstikke gezellig en de deelnemende instructeurs brachten een vracht volk mee, dat dan ook nog eens een gokje waagde. Helaas is dit evenement een stille dood gestorven en ik weet eigenlijk niet waarom”.
Een uitstapje en uitgestapt
In de periode 1988-1990 maakte Annelies een uitstapje naar de NHS. Annelies: “De aanleiding was het Wereldkampioenschap Vierspannen 1988, dat op de terreinen van ‘Het Loo’ te Apeldoorn zou worden gehouden. Naast mijn werk voor de FNRS deed ik ook het nodige voor de NHS en toen dit evenement aan Nederland werd toegewezen was er ineens heel veel werk te doen. Ik deed de public relations voor het WK en samen met Hans van der Kolk de begeleiding van de pers tijdens dit evenement, dat een enorm succes werd met IJsbrand Chardon als jonge winnaar met een geweldige uitstraling. Echt een grote propaganda voor de paardensport en de vierspansport. Een door mij samengesteld fotoboek houdt de herinnering levend. Een gek hoogtepunt was een bezoek van de Amerikaanse crooner Pat Boone, die het WK bezocht in het kader van het tv-programma ‘The Life of the Rich and the Famous’.
Na het WK bleef ik de p.r. voor de NHS doen, maar dat kwam niet echt van de grond omdat de subsidie voor die arbeidsplaats verviel. Ondertussen wilde de FNRS me graag terug hebben. Daar was de situatie gewijzigd. Er was gekozen voor een regio-indeling en een groot samengesteld bestuur onder leiding van voorzitter Jan Rijken, dat van oordeel was dat de manege-eigenaren niet zaten te wachten op vergaderingen. Onder de twee daarna optredende voorzitters was er geen verbetering te constateren, enerzijds door tijdgebrek, anderzijds doordat de bestuurders het verschil tussen beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering niet kenden of niet wilden hanteren. De FNRS functioneerde niet meer naar behoren en er moest in het land veel uitleg gegeven worden. Op een gegeven moment is het mis gegaan. Ik kwam als verantwoordelijke voor de administratie misstanden tegen, ben als klokkenluider opgetreden en dat heeft uiteindelijk in 1999 na een dienstverband van ruim 17 jaar geleid tot mijn vertrek bij de FNRS”.
Andere wending
Het leven van Annelies nam een keer ten goede. Nog tijdens de periode, dat haar zaak onder de kantonrechter was, werd ze gevraagd als public relations-functionaris van het Slotemaker de Bruïne Instituut, dat het kasteel Maarten Maartenshuis op het landgoed Zonheuvel exploiteerde. Dit instituut verzorgde de trainingen en opleidingen van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). Daar heeft ze naar eigen zeggen als “rood gereformeerde” een jaar gewerkt. Daarna werd ze directiesecretaris bij het centrum van de Bond voor Nederlandse Militaire, Oorlogs- en Dienstslachtoffers (BMNO), dat samenwerkte met het Veteraneninstituut (VI), dat de eerste opvang van veteranen met problemen verzorgde. Annelies: “Het was een prettige omgeving om in te werken en een verademing na de hectiek en de soms opgefokte toestanden in de paardenwereld”. In 2005 fuseerden de BMNO, het centrum en het VI. Er vielen arbeidsplaatsen vrij en Annelies besloot te stoppen.
Nog een andere wending nam haar leven toen Jaap Rijks en Annelies besloten hun langjarige vriendschap om te zetten in een vaste relatie. Jaap was een gerenommeerde paardensportman, Olympisch springruiter en tweemaal Olympisch jurylid en jarenlang penningmeester van de FEI. Hij eindigde zijn maatschappelijke loopbaan als lid van de Raad van Bestuur van de bouwonderneming Dura. Over haar tijd met Jaap wil ze niet veel kwijt. Toen hij in haar leven kwam, zo meldt ze met gevoel voor understatement, “begon het goede leven”. Ze reisden veel en genoten van tal van hippische evenementen. In 2017 overleed Jaap op 97-jarige leeftijd. “Ik mis ‘m. Alles gaat voorbij…”, zegt ze en ze valt stil.
Positief
Na een kleine overpeinzing keren we terug naar de FNRS. Over de jubilaris is Annelies heel positief. “Ik ben heel blij met de wijze waarop de FNRS zich ontwikkelt. Ook bij de manegebedrijven zie ik ontwikkelingen, die bijdragen aan een positief imago van de paardensport. En ja (weer lachend), als je het als organisatie negentig jaar weet vol te houden, dan heb je wel wat in je mars! Tegelijkertijd is de FNRS als brancheorganisatie bepaald niet over de houdbaarheidsdatum heen. Er dienen zich omstandigheden aan zoals klimaatproblemen vanwege te veel stikstof- en ammoniakuitstoot, dreiging van dierziekten en financieringsproblemen, die adequaat beleid vragen. Dat de FNRS zich in de hippische wereld steeds meer als medebeleidsbepaler manifesteert, is een groot compliment waard. Voor heel veel mensen -en mijzelf incluis- was en is het manegebedrijf de poort naar onze sport. Dan moet je je zaken landelijk én plaatselijk goed op orde hebben”.