FNRS 90 jaar

Prof. dr. Marianne Sloet: “We moeten nog veel meer uitdragen hoe leuk paardrijden is!”

Van ‘paardenmeisje’ tot internationaal hoog aangeschreven hoogleraar Inwendige Ziekten van het Paard. Een droom die uitkwam. Zo kan het gaan als je behept bent met het ‘paardenvirus’. Op jonge leeftijd begonnen met paardrijden in de manege, klimt ze als energieke midden zestiger nog altijd graag in het zadel. Belangrijker nog: al bijna 40 jaar zet ze zich met grote passie in voor de gezondheid en het welzijn van paarden en pony’s.

Profielfoto van Demi Uijtewaal
Demi Uijtewaal
10 november 2021 | 7 minuten lezen

Marianne Sloet is zeer actief in het verspreiden van kennis in de paardenwereld, onder meer als veterinair adviseur van de KNHS en het KWPN en een onvermoeibare pleitbezorger als het gaat om de gezondheid en het welzijn van paarden. Ook is ze een veelgevraagd spreker tijdens (inter)nationale bijeenkomsten en congressen. Dat de Universiteit Utrecht in de internationale paardenwereld hoog aangeschreven staat is mede te danken aan ‘Sloet’, die haar veterinaire kennis en inzichten op robuuste en overtuigende wijze weet te presenteren. Een vrouw ook, die paardendierenarts bleef en niet schroomt haar kennis ‘met de voeten in de klei’ in de praktijk te brengen.

Stadse mensen

Haar wieg stond in Den Haag en ze groeide op in Rotterdam en Schiedam. Aanvankelijk leek het er niet op, dat de kleine Marianne in het zadel terecht zou komen. Haar eerste rijlessen kreeg ze in Schiedam bij een bedrijf, dat paarden verhuurde. “Dat moet in 1965 zijn geweest. Ik kreeg les op een grote schimmel, Veronica. Mijn ouders woonden door werk gedwongen in de stad en hadden ‘niets’ met paarden. We gingen op vakantie naar Hoenderloo op de Veluwe en daar kon ik bij een keuterboer meehelpen en op het plaatselijke ruitercentrum de paarden verzorgen en erop rijden. Mijn ouders snapten er niets van dat ik belangstelling en meer dan dat voor paarden kreeg. Ik was een echt ‘paardenmeisje’. Vanaf mijn 10e ging ik iedere vakantiedag naar Hoenderloo waar mijn ouders één gulden per dag voor kost en inwoning moesten betalen. Ik heb ook gelest bij de FNRS-manege Hillegersberg in Rotterdam. Ik wilde dierenarts worden en me toeleggen op paarden of op tropische diergeneeskunde, maar werd in 1973 en 1974 uitgeloot. Die tijd heb ik benut door in de paardenwereld te werken bij ‘De Krimhoeve’. Dat was geen FNRS-manege, maar een klein particulier bedrijf met een internationale operazanger, Peter van der Bilt, als eigenaar. Van hem heb ik veel geleerd. Ook mocht ik meelopen in de praktijk van drs. Eefting in Loenen en in die van drs. De Jong in Arnhem. In mijn studietijd reed ik vanaf 1973 bij de ‘Jockey Club’ in de Rotterdamsche Manege, een sociëteit met z’n eigen regels. Toen ik op 11 september 1981 trouwde met Boudewijn, die daar ook lid was, kon ik als gehuwde vrouw van een lid zelf geen lid meer blijven. De man was immers hoofd van het gezin. Zo ging dat toen… Twintig jaar later kreeg ik een briefje, dat de reglementen waren gewijzigd en dat vrouwen nu wel zelfstandig lid moesten worden. Om principiële redenen wilde ik dat natuurlijk niet. Terugkijkend naar deze periode, die zich afspeelde in de manegewereld, heb ik veel  uitgemest, gepoetst en gereden en jonge paarden afgericht. Ik heb van alles wat ik toen heb geleerd heel veel plezier gehad tijdens mijn universitaire loopbaan, die in 1982 begon en in 1989 leidde tot een vaste aanstelling. In de periode 1979-1989 bestond mijn contact met FNRS-maneges onder meer uit het mogen gebruiken van paarden van Manege Den Toom in Doorn om mee te kunnen doen aan jachten achter de meute. Ook gaf ik daar soms veterinair advies en daardoor is er een bijzondere band met Theo en Louis den Toom ontstaan.

In 1989 hadden Boudewijn en ik de mogelijkheid om ons huidige landgoedje in Bilthoven te kopen en daar twee paarden te houden waar we tot voor kort regelmatig op reden. Partner en Lüte zijn nu 29 en 26 jaar en qua gezondheid nog goed te pas. Ik ben nu wel op zoek naar een nieuw paard, want als ik in december 2021 met emeritaat moet, wil ik zeker nog gaan rijden. Het is ook een familieactiviteit. Mijn beide dochters rijden ook. Toen de jongste tijdens haar studie met een vriend thuiskwam, moest hij er ook aan geloven. Ik ‘sponsorde’ toen drie jongelui om goed te leren rijden”.


Lüte en Partner

Waar voor je geld

Hoe kijk je aan tegen het ondernemerschap in de paardensector?

Sloet: “Ik ben op een groot aantal bedrijven geweest en vond dat altijd een interessant onderdeel van mijn werk. Op veel bedrijven wordt keurig en correct gewerkt, al is er her en der wel wat kaf onder het koren. Mede daarom is het belangrijk, dat mensen wat meer willen en moeten betalen voor paardrijden op een goede manege. Die boodschap moeten we beter en met meer durf uitdragen. Mijn jongste dochter zocht een manege in de omgeving van Leiden. Zonder dat ik wat zei ging zij op diverse bedrijven kijken. Hoe worden de lessen gegeven? Zijn de paarden geschikt voor het gewenste niveau van rijden? Hoe gaat de ondernemer om met welzijn en veiligheid van mens en dier? Dat zijn belangrijke onderwerpen. Vanuit mijn vakgebied mag ik nu meehelpen het Keurmerk Paard en Welzijn in de markt te zetten en werk ik ook mee aan het ontwikkelen van goede protocollen voor paardenziekten zoals rhinopneumonie en droes. Worden protocollen met verstand toegepast, dan kan vaak veel narigheid worden voorkomen. Ik zie een trend in het ondernemerschap. Veel mensen willen professioneler ondernemen. Men durft bijvoorbeeld op veterinair gebied eerder vragen te stellen en voor problemen uit te komen, waar men vroeger veterinaire problemen verzweeg. De FNRS doet hierin ook goed werk. Veel FNRS-bedrijven hebben hun zaken goed geregeld, hebben de inzet van hun paarden en pony’s op orde, leren hun klanten dat paardrijden maar niet een kwestie van opstappen en wegrijden is, maar dat de omgang met paarden zorg en het nemen van verantwoordelijkheid vraagt.

Bij de introductie van het Keurmerk Paard & Welzijn, eerst vanuit de Sectorraad en nu vanuit de Stichting Welzijn Paard, hebben we allerlei aspecten van het houden van paarden met een groep deskundigen nog weer eens helemaal doorgewerkt. Zelfs bij hoog aangeschreven maneges en topstallen kom je nog oude adagia tegen zoals ’s morgens beginnen met het geven van krachtvoer, terwijl het voor de paarden veel beter is om te beginnen met ruwvoer en pas daarna krachtvoer te geven. Het is soms moeilijk wennen aan nieuwe inzichten terwijl er goede redenen voor zijn. Goede voorlichting over het hoe en waarom blijkt steeds weer erg belangrijk. Verder hebben we steeds meer te maken met de maatschappelijke opinie. De mensen leven in toenemende welvaart en dan hebben hun dieren daar ook recht op. Een paard in bijvoorbeeld Egypte wordt heel anders gehouden en bejegend dan een paard in Nederland, maar dat hangt ook samen met het verschil in welvaart. De goede ondernemers zien dat de belangstelling voor het op goede wijze houden van paarden toeneemt en spelen daar op in”.

Beweging

Hoe doen ze dat?

Sloet: “Je paarden goed behandelen begint met ze in ieder geval dagelijks een half uur onbelaste beweging te geven. Lekker rennen, bokken, rollen. Veel paardenhouders vinden dat eng, maar we krijgen veel positieve reacties terug op dit advies. In het begin kun je er bij blijven om te kijken of het goed gaat, maar al gauw gaat het prima en horen we van mensen terug, dat ze er een half uur bij doen. Als paarden in vrijheid uitdollen, worden ze al snel gemakkelijker in de omgang en is er rust in het bedrijf. Een paard is een bewegingsdier. Speel daar op in. Over de belastbaarheid van paarden is veel gezegd en geschreven. De mensen worden dikker en daar heb je mee te rekenen. Het is moeilijk daarvoor regels te stellen. Excessen moet je voorkomen. Het ras speelt daarbij ook een rol en sommige rassen en sommige individuele paarden zijn betere gewichtsdragers dan andere. De manegehouder moet blijven opletten of een paard het dragen van een zwaardere ruiter wel of niet aankan. Qua inzet kan een paard veel aan. Een buitenrit van vier uur is geen probleem. Een paard een rustdag geven en hem dan op stal te laten staan is onzin. Een paard moet iedere dag beweging krijgen, maar dat hoeft niet altijd strakke training te zijn of werken als lespaard. Vrije beweging is voor een paard een ‘rustdag’. In de natuur is een paard 16 tot 18 uur van de 24 uur in beweging.

In de tweede plaats wil ik wijzen op het belang van ruime boxen. Dat is als je ze niet hebt een lastig probleem. Even je boxen aanpassen doe je niet zo maar. Toch is het belangrijk. Een paard, dat zijn hoofd en hals naar buiten kan steken, heeft meer afleiding en voelt zich beter. Met bij het paard passende maatvoering van de boxen voorkom je in belangrijke mate problemen als vastliggen en stalondeugden. Een box van 3 x 3 m is voor veel paarden te klein. De maat, die internationaal gehanteerd wordt, is 2 x de stokmaat in het kwadraat. Dat betekent, dat in een box van 3 x 3 m een paard met een stokmaat van 1,50 m mag staan. Wie na 2020 nieuwbouw pleegt, zal de nieuwe maatvoering moeten hanteren. Meer algemeen: grotere boxen zijn uiteindelijk in onderhoud niet veel duurder en wel veiliger en veel beter voor het welzijn.

Ten derde: ziektepreventie was al belangrijk, maar wordt steeds belangrijker. Een goed vaccinatieprogramma is essentieel voor het welzijn van de paarden en het runnen van je bedrijf. Het vaccineren tegen influenza en tetanus is nagenoeg gemeengoed geworden. Al zijn er helaas nog uitzonderingen, zoals bleek bij de laatste influenza-uitbraken. Na de basisvaccinatie voor influenza worden de vervolgentingen meestal jaarlijks gegeven. Onderzoek leert echter, dat een derde basisvaccinatie binnen 6 maanden na de twee eerste basisvaccinaties voor een veel betere afweer zorgt. Mijn advies is dan ook om daartoe over te gaan. Vervolgentingen op 6 tot 9 maanden geven een betere bescherming dan jaarlijkse vaccinaties. Dat hebben de influenza-uitbraken in 2019 duidelijk laten zien. Het vaccineren tegen de neurologische vorm van rhinopneumonie staat ter discussie omdat het vaccineren geen garantie tegen het optreden ervan geeft. Wel zorgt goed vaccineren tegen rhinopneumonie voor een kleinere kans op uitbraken. Verder zijn natuurlijk een goede verzorging en een gezond leven van het paard preventief belangrijk. Willen we rhinopneumonie neurologie en abortus écht verminderen, dan zullen we de hulp van de overheid nodig hebben om het voor alle paardenhouders verplicht te stellen en dat zal, denk ik, niet zo snel gebeuren. 

Bij het West Nile-virus is sprake van een andere situatie. Dit virus wordt door de beet van een mug verspreid en gaat dus niet van paard-naar-paard. Inmiddels is het West Nijl-virus, dat al langer in de Zuid-Europese landen voorkomt, ook in Duitsland gesignaleerd; het komt dus steeds dichter bij ons land. Als je mij vraagt: wat zou je doen? Ik zou mijn paard wél vaccineren want als het virus uitbreekt en het paard krijgt dan pas zijn eerste vaccinatie en na drie weken de tweede, is er dus pas na zes weken volledige bescherming. Het advies is nog steeds: vaccineer paarden met een hogere waarde (financieel en/of emotioneel) en zeker alle paarden die internationaal reizen. Nogmaals, het virus komt dichter en dichterbij. Wanneer dit boek verschijnt zitten we er misschien al middenin. Of niet. Maar een gewaarschuwd mens telt voor twee”.

Plezier

Nog een wens of een advies aan de jubilerende FNRS?

Sloet: “Ik ben van mening, dat we als paardenmensen veel meer moeten uitdragen hoe leuk paardrijden en het omgaan met paarden is! Dat geldt voor de paardensector in het algemeen en voor de FNRS in het bijzonder. De FNRS is de poort naar onze sport. Veel mensen denken dat paardrijden alleen maar dressuur en springen is, maar onze sport is in veel meer vormen te beoefenen. En elke vorm geeft mensen plezier en voldoening en het gevoel positief bezig te zijn. Onze sport werkt opvoedend voor jonge mensen. Kijk ook eens wat een positieve impact de omgang met het paard heeft op gehandicapten en mensen met psychische problemen. Druk bezette volwassenen maken al paardrijdend hun hoofd leeg, ervaren ontspanning terwijl ze toch ook een fysieke inspanning leveren. Hoe heerlijk is een buitenrit op de rug van of achter een paard. Dichter bij de natuur zijn is haast onmogelijk! Wanneer je een paard positieve input geeft, krijg je zoveel positieve output terug. Die wisselwerking met een levend dier maakt onze sport uniek. Wees consequent en eerlijk tegenover je paard; dáár heeft het dier behoefte aan. Verwennen werkt averechts. Het manegebedrijf is voor heel veel mensen dé startplaats om met onze sport kennis te maken. Hoe jonger die kennismaking plaatsvindt, hoe groter de kans op levenslang paardenplezier en voor de paardensporters met meer dan gewone aanleg een mooie sportcarrière. Tegen iedere manegehouder zou ik willen zeggen: hoe beter je onze sport en het plezier in de omgang met paarden ‘verkoopt’, hoe meer plezier je aan je bedrijf zult beleven. Dáár liggen nog volop kansen!”