Floris Brink: “Mijn eerste taak was om de FNRS meer financiële daadkracht te geven.”
De FNRS bestaat al 90 jaar, een lange tijd. Maar heel lang heeft de FNRS het zonder werkorganisatie moeten doen. Daar kwam verandering in toen Annelies Schuil als eerste ging werken voor de FNRS. Zij werd aangenomen door de, toen nog, Nederlandse Hippische Sportbond (NHS). Floris Brink was de eerste werknemer die aangenomen werd door de FNRS zelf in 1996. Hij heeft belangrijke stappen gezet in de geschiedenis van de FNRS tijdens zijn tien jaar durende carrière binnen de werkorganisatie. Daarna is hij nog betrokken geweest bij verschillende besturen en commissies van bijvoorbeeld de Ruiteropleiding en het Veiligheidscertificaat. Nu heeft hij al 17 jaar zijn eigen bedrijf, Manege Ravenswaaij in Ravenswaaij, en is hij, al jaren nauw betrokken bij de Verenigde Carrouselclubs in Nederland (VCN) als voorzitter van het bestuur.
Hoe ben je bij de FNRS terecht gekomen?
“Joop Pisa was voorzitter van de FNRS en interim manager bij Manege de Verende Wagen, waar ik woonde en werkte. Ik studeerde toen Rechten en bij de Verende Wagen had ik een bijbaantje tijdens mijn studie. Zodoende leerde ik Joop Pisa kennen. Het secretariaat en de bedrijfsvoering van de FNRS werd toen gerund door de NHS (nu de KNHS). Het toenmalige bestuur en de leden van de FNRS wilden toen zelfstandig worden, met name in operationele zin. Het bestuur vond dat de prioriteit van de toenmalige werkorganisatie teveel bij de NHS lag doordat de werkorganisatie van de FNRS werd ingehuurd bij de NHS. Daarom stopte de FNRS met het afnemen van de diensten en daarmee de ingehuurde kracht van de NHS, maar dat gaf mij natuurlijk niet de ideale situatie om te starten. Ik werd door de directie en management van de NHS natuurlijk met argusogen aangekeken en we werkten toen ook nog in het kantoor van de NHS in Baarn. Maar ik kreeg leuke collega’s destijds en we hebben veel met het bestuur samengewerkt die wilde dat de FNRS een zelfstandige organisatie werd, in operationele en financiële zin. Dat waren de hoofdpunten waar ik voor ben aangenomen.”
Wat zijn belangrijke stappen geweest die binnen de FNRS gerealiseerd zijn in jouw tijd?
“Door verder los te komen van de NHS wilden we de organisatie zelfstandig en groter maken zodat we veel meer voor de ondernemers konden gaan doen. Maar er waren twee problemen waar we tegen aan liepen. Het eerste probleem dat we hadden is dat we een te kleine groep mensen vertegenwoordigden, waardoor we maatschappelijk weinig in te brengen hadden. Ten tweede er waren te weinig financiële middelen om wensen en ideeën te kunnen realiseren. Om die twee punten te verbeteren vonden wij het Ruiterpaspoort belangrijk om in te voeren. Door de registratie van ruiters waren we niet alleen maar met ondernemers, maar ook de ruiters werden vertegenwoordigd. Daardoor kregen we een grotere stem. We geloofden als FNRS dat we via deze weg ook meer inkomsten konden genereren. We weten allemaal dat de contributie eigenlijk te weinig was/is om echt veel van te kunnen doen. Een gedeelte van de ruiterregistratie was een ingang tot een financieel daadkrachtige organisatie, zodat we meer konden betekenen voor de leden. We konden zo een breed dienstenpakket opbouwen.
In het interview met Ed van Delden en Ron van Eerden werd het al genoemd. We hebben toen de ruiteropleiding door ontwikkeld om het Ruiterpaspoort een toegevoegde waarde te geven. Wilfred Franken is toen als accountmanager aangenomen en Jannie van den Brink, Anita van Dronkelaar en nog een heleboel mensen kwamen in de werkorganisatie werken. Zo konden we het operationele werk doen dat het Ruiterpaspoort met zich meebracht, zoals het opzetten van bijvoorbeeld de ruiterregistratie. Er zijn in die tijd grote stappen gezet in de automatisering en digitalisering van de FNRS. We hebben met weinig middelen zoveel mogelijk proberen op te zetten. Zodat we in ieder geval, naast de ruiterregistratie, de noodzakelijke dingen konden doen, zoals een website bouwen met een plek voor de leden en een systeem voor het registreren van leden.
Naast bovenstaande punten kwam ook de aansprakelijkheidskwestie om de hoek kijken. Er kwamen steeds meer Amerikaanse praktijken dat manegehouders aansprakelijk werden gesteld. Dat begon toentertijd met een aantal procedures. Die hebben we als FNRS opgepakt en we hebben gekeken hoe we dat in de toekomst moesten tegenhouden. We hebben in eerste instantie het Veiligheidscertificaat opgezet. Ik was een van de eerste bestuursleden en ik heb meegewerkt aan de ontwikkeling van het certificaat. Dit betekende dat leden met een hoop regels te maken kregen, waar ze niet op zaten te wachten. Maar het was onze taak om de ondernemers ervan te overtuigen dat we er niet aan ontkwamen. Er moest een minimaal eisen pakket komen om aan te geven dat we de paardensport veilig konden beoefenen. Het veiligheidscertificaat werd een vereiste om als bedrijf nog verzekerd te kunnen blijven. Als de trend van aansprakelijk stellen op die snelheid was doorgegaan, konden manegehouders door de hoge kosten niet kunnen blijven bestaan. Daarna kwam ook de koppeling tussen de verzekering en het Ruiterpaspoort. Doordat de ruiters aan het ruitersportcentrum gekoppeld waren door het Ruiterpaspoort was er een bredere dekking voor manegehouders. Vooral Wilfred heeft zich destijds binnen de werkorganisatie daarvoor hard gemaakt.”
Wat zijn hoogte- en dieptepunten geweest?
“Als je mij vraagt wat echt de hoogtepunten waren uit mijn tijd, dan was dat toch wel de introductie van het Veiligheidscertificaat, het ontwikkelen van het Ruiterpaspoort en de daaraan gekoppelde ruiteropleidingen en het verbreden van de FNRS en het bundelen van de krachten van meerdere soorten hippische ondernemers, zoals de FNHO en Sectorraad Paarden. Met deze zaken hebben we de paardensport een degelijke basis gegeven.
In deze tijd zijn Wilfred en ik ook voor het eerst gaan samenwerken met Horse Event. We hebben veel met Joep en Gijs Bartels om de tafel gezeten hierover. De FNRS heeft in eerste instantie vooral meegewerkt in de organisatie van het evenement en zijn met de Zitcompetitie naar Horse Event gegaan. Met name toen de FNRS daadkrachtiger werd zijn we ook met het Ondernemerscongres begonnen.
Op een gegeven moment is er onrust ontstaan binnen de werkorganisatie die ervoor zorgde dat het een chaotische periode is geweest voor de FNRS. Dat zorgde ervoor dat de FNRS een andere kant op ging. Het was voor mij een dieptepunt en het nam een rare wending toen ik als interim directeur werd aangesteld voor drie maanden. Ik was toen al jaren uit dienst, maar ik wist goed hoe het er in de organisatie aan toe ging. Dit werd uiteindelijk ongeveer twee jaar. Het was een rare tijd, maar we hebben er met z’n allen de schouders onder gezet. Daardoor heb ik er toch goede herinneringen aan overgehouden.
Daarnaast vind ik dat er blijvend aandacht moet zijn voor de ontwikkeling van het Ruiterpaspoort en dat we samen dingen blijven doen. Het gevoel van samen iets voor elkaar krijgen en de toegevoegde waarde bieden aan leden en ruiters moet centraal blijven staan De intentie die we destijds hadden binnen de FNRS met het Ruiterpaspoort en de Ruiteropleiding, was wezenlijk anders dan dat het nu is. Ik ben nog steeds van mening dat dat onderdeel op een andere manier ingevuld zou moeten worden. Het grotere geheel moet weer beter in beeld gebracht worden, want dat is niet meer voor iedereen helemaal duidelijk.”
Wat zijn leuke herinneringen aan de werkorganisatie?
“Het was gewoon een hele leuke club om voor te werken. Persoonlijk heb ik er behoorlijk wat goede vriendschappen aan overgehouden. Met Antoinette Diks, Ron van Eerden, Wilfred Franken, Pieter Siemerink, Anne Kremers en Swaen Brink hebben we veel samengewerkt. Ik denk dat we met die club toen heel veel voor elkaar hebben gekregen. Bestuurlijk hadden we de werkorganisatie en het hoofdbestuur. In het bestuur zaten Heleen Lindeman, Ivo Campagne, Hans Burik, Ron van Eerden en John Kraakman. Zij werkten ook veel mee en we zaten wekelijks avonden bij elkaar om te brainstormen om te kijken hoe we ervoor stonden. Het was een sport om zoveel mogelijk ruiters aan het Ruiterpaspoort te helpen. Dus daar hielden we hele statistieken en lijstjes van bij. Dat was echt heel gaaf. We konden lezen en schrijven met elkaar en vonden het geen probleem om op vrijdagavond nog te brainstormen met z’n allen.”
Hoe kijk je terug op jouw periode bij de FNRS?
“Tijdens mijn werkperiode bij de FNRS heb ik heel wat titels gehad. In het begin was dat Hoofd Bureau, het is ook nog Manager Operationele Zaken geweest en nog een heleboel andere titels. Daar hecht ik niet zoveel waarde aan, dus ik weet niet meer precies hoe het genoemd werd. Later ben ik nog aangesteld als Interim Directeur. Op beide periodes kijk ik met heel veel plezier terug. Met de werkorganisatie en het bestuur hebben we mooie dingen opgezet en toen ik weg ging vond ik het goed geweest. Ik wilde al mijn tijd in mijn eigen bedrijf stoppen en daarnaast was het tijd voor nieuwe mensen om aan de gang te gaan. De dingen die we opgezet hadden waren rond en daarmee kon gewerkt worden.”
Hoe vind je dat de FNRS het nu doet?
“Nadat ik in 2013 bij de FNRS weg ben gegaan als interim directeur, heb ik bewust meer afstand genomen omdat er nieuwe generaties aan het woord moesten komen. Maar misschien is het ook wel goed als de oudere generatie nu weer eens bij elkaar komt en we terug kijken op wat destijds de doelstelling was en waarom we dingen op een bepaalde manier deden. Dan kunnen we sparren met de nieuwe generatie, omdat ik wel eens de visie op het grotere geheel mis. Ik heb weleens het gevoel dat we in een cirkel blijven zitten waarin op een aantal gebieden geen opwaartse beweging zichtbaar is. Vervolgens komt er weer iemand met een idee en gaat iedereen het wiel opnieuw uitvinden. Bijvoorbeeld de discussies over het buitenrijden, de mogelijkheden om KNHS-wedstrijden te kunnen organiseren als FNRS-ruitersportcentrum en het lidmaatschap van de ruiterpaspoorthouders die nu gevoerd worden zijn identiek aan de discussies die we 20 jaar geleden hadden.
Ik denk dat de FNRS nu een hele goede en gezonde organisatie is, zeker op het gebied van ondernemerszaken. Ik vind het nog steeds een fijn idee dat het bord aan de muur hangt.”